Het is niet de eerste keer dat we dit schrijven, maar: god bestaat niet, doch hij is alleszins een klootzak. Zes december, Sinterklaasdag 2009, loopt er een mail binnen. Jack Rose is dood.
De fingerpicking-reus met de roze kaakjes was amper 38: wraakroepend jong voor een hartaanval. Op YouTube circuleert een in Gent opgenomen filmpje waarop Jack Rose zijn superieure fysiek demonstreert middels een rondje armworstelen tegen Chinese vrijwilligers. En voor n sneuvelen de armen van dappere aanwezigen. Wanneer Cian Nugent een negentienjarige twijg aan tafel schuift, hebben we even schrik dat Rose zijn getalenteerde gitaar-arm tot moes zal knijpen. Het typeert Rose: een serieuze muzikant, maar na de job was het wel tijd voor spelletjes.
Blijf op de hoogte! Schrijf je in op onze nieuwsbrief!
Fingerpicking
Jack Rose was een lichtend baken voor al wie van spannende akoestische gitaarmuziek houdt. De fingerpicking- / open-tuningrevival heeft de laatste jaren dusdanige proporties aangenomen dat een mens door de bomen en de boventonen het bos en de compositie al eens durfde missen, maar Jack Rose, daar kon je van op aan, stond garant voor kwaliteit en kiekenvlees, song na song, release na release en concert na concert.
Als tiener was Rose al helemaal in de ban van oude countryblues. Van John Fahey had hij weleens gehoord, maar dat was een blanke en dus per definitie niet interessant. Vanaf de tweede helft van de jaren 1990 speelde Rose bij Pelt. Terwijl de rest van de wereld nog steeds op zoek was naar nieuwe grungeriffs, groef Pelt zich geïnspireerd door onder meer The Dead C een weg naar de ultieme drone. Aanvankelijk nog elektrisch, maar langzaamaan werd de groep een akoestische aangelegenheid. De liefde voor de drone bleef.
John Fahey
Intussen bekwaamde Rose zich in navolging van Sun City Girls in alternatieve gitaarstemmingen en oosterse ragas. Pas een tiental jaar geleden ging Rose effectief naar John Fahey luisteren. Daarover sprak hij in een recent interview met Brian Rademaekers van Arthur Magazine nog zijn opluchting uit. Als ik Fahey als tiener had ontdekt, was ik ongetwijfeld meteen ook naar Leo Kottke and other stupid bullshit gaan luisteren. Het zou nog tot 2002 duren vooraleer Rose met een solo-gitaarrelease naar buiten zou komen. Daarvoor was hij niet tevreden met zijn eigen spel.
Dat vroege solowerk getuigt van een mooie woestheid en een bijzondere liefde voor oosterse ragas. Luister maar eens naar Raag Manifestos uit 2003. Wie van die plaat niet in trance raakt, heeft een hart van steen. Collegas zijn dan ook meteen laaiend enthousiast. Voor Ben Chasny (Six Organs of Admittance, Comets on Fire) was Opium Musick zelfs een revelatie-annex-schop-onder-de-kont: Eindelijk deed iemand iets met akoestische gitaar dat nog niet eerder gedaan was.
Jacks eerste plaat was een regelrechte stamp onder de kont van alle open-tuninggitaristen. Hij toont op die plaat echt een visie, die ontbrak sinds John Fahey gestorven is. De meeste gitaristen denken dat het volstaat om de backcatalogue van Takoma te kennen, maar Jack verzoop zichzelf gewoon in echte oude country-folkblues. Toen ik voor het eerst bij hem thuis was, trok hij plaat na plaat, allemaal stoffig vinyl, uit de kast: the real deal. Dat zelfs Stephen O’Malley van Sunn O))) Rose meerdere malen als voorprogramma inviteerde, hoeft ook geen verbazing te wekken. Ondanks totaal verschillende middelen en uitgangspunten, betrachten O’Malley en Rose hetzelfde doel; het totale mentale lavement.
Traditionals
De laatste jaren doken weer meer en meer traditionals op tijdens concerten en op het plaatwerk. Rose keerde terug naar het Westen, zonder daarbij de hypnotiserende drive van vroeger werk op te geven. Rose zocht ook opnieuw het groepsverband op: platen als Jack Rose & The Black Twig Pickers en concerten met onder meer Glenn Jones (Cul de Sac) waren daarvan het resultaat.
Ten slotte: we schreven voor dit in memoriam een paar vrienden-muzikanten van Rose aan. We konden niet iedereen bereiken, en de meesten waren t zeer onder de indruk om in Gonzo (circus) te reageren. Alle begrip daarvoor. We citeren dan maar Randall Dunn van Master Musicians of Bukkake, die afgelopen zomer, in tempore non suspecto, tijdens onze luistertest verrukt uitriep: I love Jack Rose: the guys a motherfucker!