Mijlpaal voor de moderne Vlaamse poëzie, én symbool van het ‘Vlaamse mentale conflict’.
Precies honderd jaar geleden leidde het begin van de Eerste Wereldoorlog, weliswaar met enige vertraging, de twintigste eeuw in. Tevens was het de periode waarin Paul van Ostaijen zijn eerste werk uitbracht. Na ‘Music-Hall’ (1916) was ‘Bezette Stad’ zijn tweede krachttoer. Zijn oeuvre werd sindsdien – hetzij als verzameling, hetzij fragmentarisch – regelmatig herdrukt. Zo verscheen er in 2010 nog een nieuwe editie van ‘Bezette Stad’, maar toen ging het over een heruitgave op klein formaat. Uitgeverij Vantilt heeft daarentegen voor een facsimile heruitgave gekozen en daar zijn ze heel ver in gegaan; zo werd het oranje bandje rond de omslag behouden en zelfs het losse velletje met errata mocht niet ontbreken. Prachtig. Het enige jammere is dat er eigenlijk nog een tweede deel ontbreekt, een soort handleiding die zowel het werk als de auteur omkadert – want te omkaderen valt er in dit geval genoeg. ‘Bezette Stad’ staat er op zich natuurlijk als een huis (een Bauhaus bijna, kuch), maar wat achtergrondinformatie en context (het is tenslotte alweer even geleden) zou de lezer zeker kunnen bekoren.
‘Bezette Stad’ verscheen oorspronkelijk in 1921 bij de Antwerpse uitgeverij Het Sienjaal en staat helemaal in het teken van de ervaringen van Van Ostaijen in het tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitsers bezette Antwerpen. Zijn verhouding met de bezetter was trouwens behoorlijk ambivalent. Zo hield die laatste hem bij een gelegenheid uit de cel en moest hij in 1918 omwille van zijn flamingantisme en activisme naar Berlijn vluchten. Dat zorgde aan de ene kant voor de nodige zielenroerselen, maar aan de andere kant kwam hij er ook in contact met expressionistische en dadaïstische kunstenaars. Zonder die twee factoren had ‘Bezette Stad’ er heel anders uitgezien – als het werk überhaupt al verschenen was. Ja, het was niet makkelijk om én links én Vlaams-nationalist te zijn. Van Ostaijen probeerde het met de nodige spreidstanden – zo prefereerde hij een communistisch Vlaanderen over het België waarin het katholieke geloof, de monarchie en natuurlijk de staat zelf centraal staan – maar of hij de twee ooit heeft kunnen verenigen, lijkt onwaarschijnlijk.
In het met momenten virulent anti-Belgische ‘Bezette Stad’ jongleert en experimenteert Van Ostaijen zoals geweten uitbundig met typografie; zo is er naast het welbekende ‘Boem Paukeslag’ bijvoorbeeld het gedicht ‘Zeppelin’ (over de Duitse bombardementen op Antwerpen in het begin van WO I), dat ook de vorm van een luchtschip heeft. De houtsneden en tekeningen van Oskar Jespers maken het plaatje compleet. In ‘Bezette Stad’ staat het gedicht centraal, niet de dichter. Het woord komt tot leven, leidt zijn eigen leven, brengt andere woorden – of frases, of letters, of puntkomma’s – tot leven.
Het werk was niet alleen een mijlpaal voor de moderne Vlaamse poëzie, het is ook een symbool van wat je het ‘Vlaamse mentale conflict’ zou kunnen noemen, een inherent rancuneus gevoel dat onrecht werd aangedaan en waarin het eeuwige, wild om zich heen schoppende slachtoffer centraal staat. Waarin <i>fait divers</i> worden opgeklopt en uitvergroot tot ze buiten elke proportie staan. Een mug wordt een olifant, een woord een kaakslag. En dat symbool is nu, honderd jaar na het begin van de Eerste Grote Slachtpartij en de opkomst van het Vlaams nationalisme, krachtiger dan ooit. Met of zonder handleiding.
Meer info
Uitgever: Vantilt (oorspronkelijk: Het Sienjaal, 1921)