Hoewel de kaart niet hetzelfde is als het landschap dat door de kaart wordt weergeven, bleek in TENT deze omschrijving een aardige indicatie te geven van wat er werd tentoongesteld.
Met de tentoonstelling Between the Map and the Territory beoogde TENT een raamwerk te bieden aan een reeks kunstenaars om de onmogelijke relatie te onderzoeken tussen de representatie en datgene wat gepresenteerd werd zoals die tot uiting komt in de relatie tussen taal en werkelijkheid, ideaal en realiteit, theorie en praktijk.
Vluchtigheid
Het landschap had zich naar de kaart gericht. Had de kaart het landschap dermate uitputtend voorgeschreven dat de fysieke component van het territorium volledig opgeslokt was door vloeiende volzinnen? Vielen er dan voor de toeschouwer ook nog nieuwe dingen te ontdekken? Het plezierige van Between the Map and the Territory bleek dat de doelstelling vaag genoeg was om het landschap de nodige variatie toe te staan.
Het werk van Bik van der Pol bedoelde het een, maar resulteerde in het ander. Op een groot scorebord met verwisselbare letters dat bijna even breed was als de zaal stond te lezen: ‘when ideas fail, words come in very handy’ , maar de letters kunnen alle kanten worden opgeschoven, zodat er een veelvoud van boodschappen op te vormen valt.
Dagelijks om 14.00 zet een assistent een nieuwe boodschap het bord. Het bord beoogt ‘een pleidooi te zijn voor taal als belangrijke vorm van kapitaal in de hedendaagse kenniseconomie.’ Het bizarre is echter dat juist deze opstelling resulteert in een volledige inflatie van de taal, tot het punt dat ze betekenisloos wordt – elke dag een nieuwe kreet, elke dag een nieuwe slogan – is dit niet het doorgeslagen intellectuele vluchtigheid waar tegenstanders het kapitalisme van beschuldigen?
Terloops
Ook Karin Hueber kwam bij een paradox uit toen ze hing een enorm vel grijs beschilderd papier uithing langs de muren, een strategisch geplaatste vouw in de rechterhoek. Haar Untitled (assimilated being) uit 2011 is een twee-dimensionale sculptuur die haar driemensionale karakter ontleent aan wijze waarop het gevouwen langs de muur hangt. Het werk roept de indruk op van een bouwzeil. Het terloopse karakter van deze benadering – een grauwe, anonieme rol papier waar niets aan te zien of te beleven valt en die enkel een plek in de ruimte aanwijst, je zou er haast langslopen, contrasteert met de keurige, uiterst esthetische wijze waarop het papier opgehangen is. Het lijkt erop alsof Hueber in een variant van de leugenaars-paradox terechtgekomen. Haar werk hangt in een galerie, een omgeving met de expliciete functie tentoon te stellen, zodat elke ‘terloops’-heid weer tussen haakjes gezet wordt, maar juist dit ‘terloopse’ karakter wordt mee uitgestald, een dynamiek waar de ‘terloopsheid’ zich weer achter kan verschuilen. En dan weten we nog niet eens of Untitled ‘mooi’ is.
Tropicalia
Van een minder paradoxaal gehalte was de installatie van Maaike Gouwenberg & Joris Lindhout, getiteld: O Brasil não é para principiantes/Brazilië is niet voor beginners. Het was een bonte verzameling tropicalia: in het midden van de ruimte van de ruimte klaterde een fonteintje, de muren waren beschilderd met missionarissen die inboorlingen bekeerden, en plaatjes uit oude manuscripten uit ‘tegenvoeters’, en een weelderig uitgevoerde naakte ‘indiaanse’ dame die tegemoet komt aan koloniale fantasieën.
Centraal stond echter een kapstok met een zwarte cape en hoed, het kostuum van de legendarische, amorele anti-held Zé do Caixão (‘Jan met de grafkist’), het alter ego van regisseur José Mojica Marins. Van deze laatste werden ook filmfragmenten vertoond, fragmenten die een sfeer van geheimzinnigheid en woestheid opriepen, net als als deze installatie zelf. Gouwenberg en Lindhout zelf zien hun ‘Brazilian Gothic’ als ‘culturele strategie’ tegen de overheersing van het kille modernisme in de hedendaagse kunst, zoals dat ook belichaamd lijkt te zijn in het werk van de eerder aangehaalde Hueber.
Deze wel erg rationalistisch geformuleerde doelstelling lijkt zichzelf wat teniet te doen, maar O Brazil riep wel iets op – een duistere, dyonisische levenslust: mooie donkere vrouwen, indianenstammen in diepe oerwouden, brandende zon boven missionarissenkerkjes en een bloedige geschiedenis van geweld en onderdrukking. Een pietlut zou opmerken dat Gouwenberg en Lindhout daarmee het exotisme verheerlijken dat ze in hun installatie lijken te veroordelen maar dit is irrelevant. O Brazil roept iets op – some sort of feeling, en dat is in de huidige overberedeneerde, o zo maatschappijkritische kunstwereld al heel wat. En dan nu mijn koffer pakken.
Cape Canaveral
Een beetje teleurstellend was de geluidsinstallatie van Emily Whitebread. In een hoek hing een soort van lampekap en wie daar onder ging staan hoorde The Birth And Growth of Worlds, een soort ruimtereis door het zonnestelsel. Een reeks van meetlatten aan de tegenoverliggende muur verbeeldde de afstanden tussen de planeten, evenals de stiltes tussen de geluidsfragmenten – noise en wat klonk als opnames van Cape Canaveral. Voor iemand als ondertekende die net als Whitebread gefascineerd is door astronomie en ruimtevaart riep de installatie toch niet het gevoel van beklemming en leegte op dat past bij het onderwerp en daarom viel het stuk een beetje tegen.
Wel een gevoel van leegte en intense desolaatheid riepen de foto’s op van Elian Somers. Midden in de Mojavewoestijn staan de laatste resten van een California City, een even ambitieus als utopisch project ontworpen door socioloog Nathan Mendelsohn. Deze ideale stad draaide algauw tot een totale mislukking uit – niemand kwam er wonen en in 1969 verkocht Mendelsohn de grond aan een projectontwikkelaar. Nu groeit de woestijn over de laatste resten van wegen en straten waaraan ooit de toekomst gebouwd had moeten worden.
Storyboards
Van de Poolse Anna Okrasko waren verschillende films te zien. Het een uur durende Untitled(Ik Kijk Naar De Film) was gewijd aan de Utrechtse nnieuwbouwwijk Kanaleneiland. De hele hedendaagse maatschappelijke malaise was weer in al haar rauwe en grauwe glorie aanwezig: een stoet van betonnen flats in een afbraakwijk waarin een maatschappelijke onderklasse van immigranten, studenten, kunstenaars en aan lager wal geraakte mislukkelingen zich staande proberen te houden tussen de uitzichtloosheid en sleur. Een en ander was doorsneden met fragmenten uit Japanse Samoerai-films (Kurosawa?) en riep tussen de grauwe huizenblokken en beukende hiphop een vervreemdende sfeer op, maar de film was vanwege de lengte echter niet zo effectief als het veel kortere Justus Story.
Ontworpen door Michiel Brinkman in 1922 was en is het Justus van Effencomplex een toonbeeld van modernisme in de architectuur. Het is het complex echter net zo vergaan als Kanaleneiland en nog wel meer ‘geslaagde’ experimenten in modernisme die als een ziekte van beton de Nederlandse steden en dorpen overwoekerd heeft. Anders gezegd: het is niet wat de brochure beloofde. De kaart bleek niet het land. Maar Okrasko gebruikt deze stedelijke achtergrond om een Robin Hood-achtig verhaaltje te presenteren. Dat doet ze op een originele manier: ze laat op een bruine houten tafel de bladzijden van het storyboard zien. De camera zoomt in op kleine collages van foto’s van het Justus van Effencomplex waaroverheen stills geplakt zijn uit een ouderwetse ridderfilm.
Het mooist waren echter niet de films maar de storyboards van een niet nader benoemde film die opgehangen waren in de aanliggende ruimte, en waar opnieuw met vergelijkbare ideeën gespeeld werd.
Gezien: TENT- Between the map and the territory 06 sept 2012 t/m 04 nov 2012