Wat de Gaudeamus Muziekweek duidelijk laat horen: hoe uiteenlopend hedendaags gecomponeerde muziek kan zijn. De organisatie weet die verschillende benaderingen in mooie compacte programmaonderdelen – drie per avond – samen te brengen.
Zo waren dinsdagavond in Vredenburg Leeuwenbergh vijf composities voor strijkensembles te horen. Het Prisma String Trio opende met een compositie van Beavan Flanagan, een stuk dat de vraag naar de essentie van muziek stelde. De onmogelijkheid om een vorm te definiëren aan de hand van een enkel kenmerk – ritme, harmonie, melodie – wilde Flanagan concretiseren door een herkenbare figuur telkens op een andere, vervormde wijze in het geheel te laten terugkeren. Een herkenbaar dilemma voor het beschrijven van muziek: ‘L’Essence perd sons sens’ kent wisselingen in tempo, volume, intensiteit, verandert van fluisterzacht naar intense uitbarstingen, maar doet die beschrijving recht? Wordt het werkelijk beter om het stuk in de juiste muziektechnische of –theoretische termen te beschrijven? Is die kennis nodig om de muziek te waarderen? Moet de luisteraar het concept achter een compositie weten om te begrijpen en waarderen wat er in het stuk gebeurt? Dergelijke vragen konden bij (bijna) elk stuk van de avond worden gesteld. Marko Ciciliani onderzocht aan de hand van strijkkwartetten van Mozart de verhouding tussen klassieke muziek en ‘verkitsching’ daarvan, maar ook de neiging van klassiek muziek om te zwelgen in eigen grootsheid. Dat deed Ciciliani – die het uitstekend spelende EnAccord String Quartett overigens versterkte op synthesizer – met humor. De naam van de compositie, ’80.1/157.3 (Mozartkugel)’ zegt genoeg. Ironisch genoeg bleef het gezicht bij het grootste deel van de toehoorders in een gewichtige plooi. De vier dames van het EnAccord String Quartett waren de sterren van de avond, die zeker met hun imponerende uitvoeringen van de snelle en heftige composities ‘Distraction-Focus’ van Nicolas Tzortzis en ‘Biwi Houshi Quartet’ van Hikari Kiyama veel bewondering en luid applaus oogsten. In Kiyami’s stuk, met compacte notenclusters en een vol geluid, werd het adembenemend als bij een filmische achtervolging. Maar elke beschrijving schiet tekort bij de ervaring.
Een aardige bijkomstigheid van het Gaudeamus Festival in Utrecht is dat – in tegenstelling tot de hoofdstedelijke edities tot 2011 – je meteen een flink aantal monumenten kunt bezichtigen. De avondlijke wandeling of fietstocht en het bezoek aan diverse bouwwerken is uiteraard geen doel op zich: de locaties zijn gekozen bij de thema’s of de stijlen in de muziek, zodat klanken en beeldende kunst samenkomen in het Centraal Museum, en diverse klankinstallaties te zien zijn in het Museum Speelklok. Hoe goed die weloverwogen combinatie kan uitpakken was te horen bij de Electro-acoustical Late Night, in de grote, hoge Nicolaïkerk. De ruimtelijke akoestiek paste goed bij de vier uitvoeringen. In een aantal werd daar actief gebruik van gemaakt; meest extreem én geslaagd door componisten Robin Koek en Marieke van de Ven. Voor de uitvoering van hun compositie ‘Tuned City (2)’
bewogen de saxofonisten Gareth Davis en Naomi Sato zich, afzonderlijk, door de ruimte. Hun geluid klonk van wisselende plekken; hun stotende, roepende, diep grommende en dan met veel lucht gespeelde noten, of juist flarden van melodielijnen combineerden op verschillende manieren met elkaar, en met de field recordings en elektronische geluiden die Koek en Van de Ven via speakers (vermomd als radio’s) lieten klinken. Ook bij ‘Intermedio III’ van componist John Croft droeg de ruimte fraai bij aan het geluid. Croft, winnaar van de Ton Bruynèl-prijs, schreef het stuk speciaal voor Marij van Gorkom. De compositie gaat uit van de interactie tussen het (akoestische) instrument – in dit geval een basklarinet – en live-electronics; Van Gorkoms spel wordt vervormd door de elektronica, waar zij weer op kan reageren. Ze liet horen het spel van actie en reactie volkomen te beheersen. Voor de uitvoering van zijn compositie ‘Organism’ had Wouter Snoei het Sweelinck-orgel van de Nicolaïkerk voorzien van microfoons in en rond het instrument. De compositie maakte gebruik van het spel op het orgel, maar ook van de geluid van de registertrekkers en de luchtstroom, en live-electronics. Het werd knap uitgevoerd door Matthias Havinga en Hester Groenleer; een passend slot voor een boeiende avond.