Sonic Acts XIV: ‘Time Can Do So Much’

Nu we onze tijd hebben benut om Sonic Acts 2012 te laten bezinken, blikken we terug op de hoogtepunten uit de conferentie, films en expositie van Sonic Acts XIV. We ‘verspilden’ er onze tijd zonder het ons te beklagen.

Een goed festival biedt je een capsule waarin je voor even los komt van tijd en ruimte. Waarin het niet uitmaakt of je je in het heden, verleden of de toekomst bevindt, waarin ruimte andere vormen aanneemt. In het verleden onderzocht Sonic Acts reeds uitgebreid de relatie tussen ruimte, geluid, wetenschap en kunsten. Voor deze veertiende editie werd ‘tijd’ gekozen als onderscheidende factor. Lichtjes duizelig en met een verward tijdsbesef – zoals bij een jetlag die optreedt na een transatlantische vlucht – verlieten we zondagavond omstreeks middernacht de Amsterdamse Paradiso. Was het werkelijk al zondagavond en wat hadden we nu de voorbije vier dagen gezien, gehoord, gedacht en ervaren? We pikken er nog enkele tijd-verruimende ervaringen uit.

Reis door de tijd: kunst’

Daichi.Saito .2
Never a Foot Too Far, Even (Daïchi Saïto)

Uit het educatieve kinderboek ‘Reis door de tijd: kunst’ leerden we ooit de geschiedenis van ‘tijd’ als motief in schilderkunst van de middeleeuwen tot aan Dalí’s ‘The Persistence of Memory’ (1931) kennen. Tijd en het vervlieden ervan, herinneringen en de listige vervormingen ervan door tijd, hebben kunstenaars reeds eeuwenlang geïnspireerd, zo ook de acht + twee kunstenaars die voor deze expositie in het Amsterdamse NIMK werden geselecteerd.

Het onbetwiste en dominante hoogtepunt was Mark Fells installatie ‘Factoid #3’. Het geluid – diepe pulsen – resoneerde door het hele NIMK en overstemde de andere kunstwerken. Ook visueel gaf het kunstwerk de bezoekers een mokerslag. In een donkere ruimte wordt een aan het plafond opgehangen ballon – niet bepaald een hard voorwerp – door een ventilator telkens opnieuw – volgens een ritmisch patroon – de ruimte in geslingerd als een boksbal die jou aanvalt, telkens begeleid door een dreun en een lichtflits van een stroboscoop. Dat maakt het geheel een bedreigende en claustrofobische ervaring. De ‘beweging’ herinnerde ons aan Olafur Eliassons ‘Water Pendulum’ (2010), waarvan ‘Factoid#3’ een soort duistere tegenhanger kan zijn.

Nog meer reminiscenties riep het werk van de Duitse kunstenaar Philipp Lachenmann bij ons op. In zijn al wat oudere werken ‘Space_Surrogate I (Dubai)’ en ‘Space_Surrogate II (GSG 9)’ – uit respectievelijk 2000 en 2003 – legt hij de vinger op een zeer zere wonde: het Duitse oorlogsverleden dat twee decennia in de doofpot werd gestopt tot het einde van de jaren 1960 weer aan de oppervlakte kwam. In het eerste werk refereert hij aan de vliegtuigkapingen door de RAF. Met een enkel beeld creëert hij een zinderde, extreem langzame film van een half uur. De trillingen suggereren het verloop van tijd, maar alles staat stil. Hetzelfde procedé herhaalt hij in de daartegenover geplaatste werk met een shot van 5 seconden dat hij uitrekt tot een film van 8 minuten. Hij toont daarin keurig geklede mannen van de Duitse antiterreurgroep GSG9; allen wandelend door een non-descripte straat, dossiers onder de arm. Visueel en thematisch balanceert dit werk tussen Johan Grimonprez’ ‘D-I-A-L History’ (1997) en David Claerbouts schijnbaar roerloze beelden, maar toch toont Lachemann een heel eigen benadering van tijd en herinnering, door het uitrekken van de beelden, het slechts langzaam slijten van pijnlijke souvenirs en trauma’s.

Desgevraagd verklaarde Daïchi Saïto tijdens de q&a bij de opening dat zijn werk helemaal niets met het thema van Sonic Acts XIV te maken had. Voor zijn ‘Never a Foot Too Far, Even’ (2011), een dubbele 16-mm projectie van ca. 13 minuten, plukte hij een scène uit een oude Kung Fu-film die hij extreem vertraagde en bewerkte. Een man bevindt zich in een omgeving waaruit hij maar niet kan ontsnappen, de enige verandering die optreedt zijn de kleuren die de kunstenaar op het beeld heeft aangebracht en de verschuivende overlap tussen de twee projecties.

De expositie in NIMK loopt nog tot 15 april 2012. Naast de acht kunstwerken in het kader van ‘Travelling Time’, toont het NIMK nog twee kunstwerken uit de eigen catalogus die aansluiten bij het thema: Guido van der Werves ‘Nummer 9’ (2008) [link naar oude gonzo] waarin hij op de Noordpool probeert het te winnen van tijd en ‘Kennemerduinen’ (2010) van het kunstenaarsduo Driessens & Verstappen, een time-lapse beeld van een van de mooiste stukjes Noord-Holland.

Optisch tijdsbedrog

Sharits 1024x6821 300x199 1
Shutter Interface

Tijdens de voorbereidingen werd filmmaker Paul Sharits op de Sonic Acts-gastenlijst geplaatst. Een pijnlijke vergissing – hij overleed bijna twintig jaar geleden – of tekenend voor het blijvende enthousiasme voor zijn werk? Sonic Acts kon in ieder geval het recent gerestaureerde werk ‘Shutter Interface’ (1975, 16 mm, 32:50 min) vier dagen lang onafgebroken tonen in de kleine zaal van Paradiso. Dit hypnotische werk – dat als een hoogtepunt van de zogenaamde structuralistische film wordt gezien (tijdens de vorige editie toonde Sonic Acts Michael Snows ‘Wavelength’, dat andere meesterwerk) – bestaat uit vier projectoren die elk razendsnel wisselende monochrome kleurvlakken naast elkaar projecteren, samen zeven vlakken met ook nog eens vier verschillende soundtracks. Na verloop van tijd vloeien geluid, kleur en ruimte samen.

Dat gebeurde ook in enkele films die voorafgaand aan of tijdens de concerten werden getoond, zoals Bart Vegters ‘De Tijd’ (2008, 9 min, digitaal) – dit indrukwekkende werk van de vorig jaar overleden Vegter – kwam mooi tot zijn recht op het enorme scherm in Paradiso, maar wie er niet genoeg van krijgen kan de dvd kopen en de recensie van Robert Muis lezen in Gonzo (circus) #108. Onaangekondigd maar altijd leuk om terug te zien is ‘Adebar’ (1957, 16 mm, 69 sec) van filmmaker en verteller Peter Kubelka. Een ritmische montage van een ultrakorte sequentie – oorspronkelijk als reclamefilm bedoeld – waar menige hedendaagse videoclip schatplichtig aan is. Een mooie herontdekking vormde René Jodoins ‘Rectangle and Rectangles’ (1984, 35 mm, 8:29 min). De Engelse filmmaker Jodoin experimenteerde al vroeg met computer-gegenereerde animaties; en met ‘Rectangle and Rectangles’ zet hij de kijker flink op het verkeerde been, en stelt ons vragen of wat we ons menen te herinneren wat we gezien hebben, ook echt is was we hebbe gezien. Ook JJ Murphy onderzoekt dit probleem in de slotfilm ‘Print Generation’ (1973-1974, 16mm, 50 minuten). Wat eerst op een petrischaaltje met bacteriën lijkt, blijkt later een shot van een kind in de tuin te zijn en wat op een satellietbeeld van het nachtelijke wegennet in België lijkt, licht op tot een shot van een winkelpui. Als de beelden opnieuw donker worden gemaakt, duiken er ook hersenschimmen op in ons geheugen: wat stelden die dansende stipjes ook alweer voor? En is het belangrijk?

Stille tijd

Begin jaren 1950 introduceerde de Nederlandse historicus Jan Romein de notie van een ‘Algemeen Menselijk Patroon’ en het ‘Europees Menselijk Patroon’ als afwijking. Hij kwam tot die observatie na een verblijf in Indonesië. Eén van kernpunten van zijn stelling is dat in het ‘Algemeen Menselijk Patroon’ tijd een cyclisch concept is, terwijl in het ‘Europees Menselijk Patroon’ – ontstaan met de opkomst van het kapitalisme rond 1500 – tijd een lineair concept is geworden.Veel wetenschappelijke energie is nog niet verspild aan het diepgaand onderzoeken van deze hypothese. Maar de idee en vaak ook romantisering van een terugkeer naar een cyclisch tijdsbesef als wondermiddel voor ons gejaagd bestaan, is overal in onze samenleving aanwezig. Tijd en vooral gebrek aan tijd en het geweeklaag daarover – al dan niet als gevolg door een veranderende perceptie van wat ‘nuttige’ tijdsbesteding is – is een dagelijks ritueel geworden. En ook in diverse lezingen en gesprekken tijdens de Sonic Acts-conferentie was de spanning tussen lineair en cyclisch tijdsbesef aanwezig.

Brion Gyson with Dreamachine
Brion Gysin met zijn Dreamachine

Het mooist werd dit geïllustreerd tijdens het ‘gesprek’ dat componist Bill Dietz had met wiskundige, filosofe en componiste CC Hennix (1948). Of gesprek… de immer onder prettige invloed verkerende CC Hennix – die haar mede-muzikanten zonder enig besef van tijd eindeloos liet repeteren – poneerde een aantal stellingen. Zo trok ze de historische betekenis van de avant-garde beweging waar ze deel van uitmaakte (met onder andere Henry Flynt) in twijfel, bestreed ze de idee dat we überhaupt begrijpen wat ‘geluid’ is en dat er nog nooit fundamenteel onderzoek naar de echte betekenis van ‘geluid’ is gedaan en stelde ze dat ‘geluid’ een instrument ‘moet’ zijn om ons denken te veranderen. En dat alleen een verandering van staat een besef van tijd met zich kan meebrengen. Als je van het ene stadium overgaat naar het andere, dan pas kun je het gevoel van tijd verliezen en kom je in een soort van ‘no time’ terecht. En met die woorden verliet ze de zaal. Een effect dat ook ontdekkingsreiziger, wetenschapper en auteur John Geiger – lees het meeslepende ‘The Third Man Factor’ – beschreef in zijn aansluitende lezing over de relatie tussen tijd en extreme ervaringen zoals Schackleton ervoer tijdens zijn Zuidpoolexpeditie in 1914-1916 en Brion Gisyn en William S. Burroughs opriepen met hun ‘dreamachine’. De bedoeling was om nieuwe gebieden te ontdekken, niet alleen in tijd en ruimte, maar ook in beelden. Alvast CC Hennix is erin geslaagd om ons tijdens haar optreden mee te slepen naar onbekend territorium.

IMG 6419
Fundamenteel onderzoek

Als de klok in een computer achterwaarts zou lopen, was de computer een koelkast”, zo grapte wetenschapshistoricus George Dyson – zoon van Freeman Dyson – aan het einde van zijn druk bijgewoonde openingslezing ‘No Time’. Hij ontvouwde de grillige ontstaansgeschiedenis van de computer zoals wij die kennen en de rol van tijd daarin. Cruciaal was de inbreng van de natuurkundige Alan Turing (1908-1954) die tijdens de Tweede Wereldoorlog ook een immense bijdrage heeft geleverd aan de geallieerde overwinning door het kraken van de Duitse enigma-code. Een meanderend verhaal van freewheelend fundamenteel wetenschappelijk onderzoek – niet gehinderd door het dominante nutsdenken van heden ten dage – dat ons niet alleen de computer maar helaas ook de atoombom heeft gebracht. Dyson – die hierover net zijn boek Turing’s Cathedral (2012) publiceerde – vertelde met typisch Angelsaksische flair over zijn onderwerp, maar ging bizar genoeg niet in op het tragische einde van Turing, die in 1954 zelfmoord pleegde na veroordeeld te zijn geweest voor een homoseksuele relatie en wiens volledige rehabilitatie door de Britse overheid nog steeds wordt geweigerd.

Een kritische houding tegenover tijd als lineair concept en daaraan verbonden negatieve houding ten opzichte van vooruitgang, kan je al snel aan anti-modernistische c.q. reactionaire kant doen belanden. In die hoek wordt ook de Engelse wetenschapshistoricus en prototype gentleman David Edgerton – niet geheel terecht – geplaatst. In zijn boek ‘The Shock of The Old, Technology and Global History since 1900’ (2006) haalt hij onze visie op vooruitgang – volgens hem bepaald door ideologie en onze gadget-geilheid die we verwarren met echte technologische ontwikkelingen – genadeloos onderuit. Onze perceptie dat we in de twintigste eeuw in een hoogtechnologische informatie-samenleving terecht zijn gekomen die de vorige tijd heeft weggevaagd, is volgens hem een misvatting; ook lo-tech ontwikkelingen zoals de rickshaw, golfplaten en paarden zijn volgens hem nog steeds even belangrijk als internet of lang minstens zo belangrijk gebleven. Edgerton pleit dus voor een herwaardering van elke geslaagde uitvinding en ziet zijn stelling bewezen door de terugkeer van de vinylplaat. Het contrast met de meer optimistische literatuurhistoricus Enda Duffy werkte erg goed: Duffy viel het op dat het woord ‘stress’ pas in de jaren 1930 zijn intrede maakte terwijl al sinds de eerste treinrit in 1825 zorgen bestonden over de ‘gevaarlijke versnelling’ in de samenleving en mogelijk ziekmakende effecten van de ‘onnatuurlijke tijdbeleving’ tijdens een treinrit op de mens, waarbij de notie van een ‘dagreis’ werd losgelaten. Duffy ziet echter niet alleen negatieve effecten op de menselijke conditie: ‘stress’, mobiliteit, versnelling hebben ook een vitaliserende kracht in de mens aangesproken die op zichzelf een drijfveer voor specifieke twintigste-eeuwse verschijnselen is geworden. Als we al stress hebben, is het ook omdat we dit zelf najagen.

Als we de tijd dan even stil willen zetten, trekken we ons vaak terug in stilte. ‘Noise’ of hard, niet-melodieus, repetitief geluid associëren we dan ook met stress, gevaar en afwijkend gedrag. Hillel Schwartz’ slotlezing – in de vorm van veertien sonnetten – zette aan het denken over de voorliefde bij Gonzo (circus) voor noise-muziek en waarom die in oren van anderen – van gestreste stiltezoekers die concertzalen uit de stad willen weren tot beleidsmakers – als bedreigend of irriterend wordt ervaren. Schwartz betoogde geheel poëtisch dat willen we tijd en verandering kunnen ervaren, we teringherrie net zo goed moeten waarderen als stilte.

Gezien: Sonic Acts, 23 t/m 26 februari 2012, De Balie, NIMK en Paradiso, Amsterdam

Meer foto’s vind je hier.

tekst:
Ruth Timmermans
beeld:
Daichi.Saito_.2
geplaatst:
zo 4 mrt 2012

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!