De ‘Classic Sunday’ van Summer Darkness 2011 bracht oude helden van weleer tezamen op één avond in het Utrechtse Tivoli. The Neon Judgement, Nitzer Ebb en Killing Joke: hoe zou het gesteld zijn met de hedendaagse podiumrelevantie van deze invloedrijke acts?
Voordat alle nostalgie los kan barsten, treedt eerst Ulterior aan. De Engelse band debuteerde vier jaar geleden met een aantal singels waarop ze een opzwepende mix van computerritmes en gothic fuzzgitaren liet horen, als een vechtpartij tussen Suicide en The Sisters Of Mercy. Inmiddels lijken de ambities van de band echter ergens anders te liggen. Zowel op het dit voorjaar verschenen debuutalbum, als op het podium ligt de nadruk op rock. Daar is op zich niks tegen, maar het maakt de band direct minder bijzonder. En ook kunnen de muur van galmende gitaar en de lizard king-presentatie van de zanger niet verhullen dat de composities van de band eigenlijk niet sterk genoeg zijn. Het uiteindelijke applaus is dan ook vooral beleefd.
The Neon Judgement, het legendarische duo uit Leuven behoeft nauwelijks een introductie. Bedwelmd door het geluid van Suicide en Cabaret Voltaire schreven zij Belgische New Wave geschiedenis met het debuut ‘1981-1984’, een compilatie van cassettes, singles en live-takes omgetoverd tot een ware voltreffer. Dat schikt, want vanavond spelen zij deze klassieker integraal op het podium. Geen toeval, want Dirk Da Davo en TB Frank reizen al geruime tijd rond met dit inmiddels beproefde concept van herspelerij. Nu ook in Utrecht, met drumcomputer, strakke gitaar en onderkoelde zang. Het zal in de jaren 1980 niet veel anders zijn geweest. De anthems ‘TV Treated’, ‘The Fashion Party’ en ‘Factory Walk’ komen allemaal voorbij. We knikken instemmend, de tracks blijven tijdloos, maar toch wil dit EBM-artefact niet helemaal loskomen. Hoe belangrijk de Leuvenaren voor vele genres zijn geweest, anno 2011 voelt het recyclen van het grootste succes op de bühne een plichtmatige exercitie, zonder spanning of randje te bespeuren. De gimmick van het herspelen van belangwekkende albums kan zeker werken, maar daar is NJ eenvoudigweg de band niet voor. Technisch klopte het allemaal, maar het vintage festijn heeft een zekere dynamiek en bezieling nodig. Dat ontbrak deze avond, en werd het kunstje gevoelsmatig op de automatische piloot volbracht.
Gebrek aan dynamiek kan Nitzer Ebb in ieder geval niet verweten worden. De band had altijd al iets met spierballen en lichamelijkheid, zowel op plaat als live. Drummers Bon Harris en Jason Payne werken zich beukend in het zweet, terwijl zanger Douglas McCarthy onafgebroken over het podium paradeert. Net als grote voorbeeld DAF bestaat Nitzer Ebb live uit nog steeds uit zang en percussie; al het andere komt uit een kastje. Of liever gezegd: een blinkende iBook, want de invulling van ‘classic’ gaat niet zo ver dat de oude samplers tevoorschijn worden gehaald (of een wand van cassettedecks, zoals DAF ooit gebruikte). Iets wat voor The Neon Judgement overigens wel gold: de band leek het te doen met louter oorspronkelijke apparatuur, wat een aangenaam ongenuanceerd geluid tot gevolg had. Maar nuance is iets dat de Ebb sowieso vreemd is, laptops of niet. De militaristische outfits van weleer mogen dan al lang verleden tijd zijn – McCarthy kleedt zich tegenwoordig als een kruising tussen een CIA-agent en een beurshandelaar – maar de beats zijn er niet minder agressief om. Na af te hebben getrapt met ‘Getting Closer’ werkt de band zich door een set van vooral klassiekers, plus een handvol nummers van het laatste album. Oude bekenden als ‘Shame’, ‘Join In The Chant’, ‘Murderous’ en ‘Godhead’ worden enthousiast onthaald, maar gaandeweg bekruipt ons een zekere verveling. Of dat ligt aan de eenvormigheid van het geluid, of aan de gemaakte agressie en constante vuist-in-de-lucht weten we niet helemaal zeker. Wellicht had de band er goed aan gedaan om meer variatie aan te brengen, met zo nu en dan een meer downtempo nummer als bijvoorbeeld ‘Drive’. Gelukkig zijn er wat lichtpunten, zoals het goed opgebouwde ‘Control I’m Here’ en de nietsontziende beuker ‘Payroll’, zodat we geen flauwe grappen hoeven te maken over de banieren met ‘NEP’ er op achter het podium.
De band met negen levens mocht de avond van de nostalgie afsluiten. In 1996 leek het gedaan te zijn voor Killing Joke, maar keerde de band in 2003 ijzersterk terug, om in 2008 na het overlijden van bassist Paul Raven de oude bezetting weer in het leven te roepen. Van Nine Inch Nails tot Nirvana en Fear Factory, velen zijn beïnvloed door de excentrieke mix van (post)punk, metal en pop. Toch opmerkelijk dat Jaz Coleman, Kevin Walker, Martin Glover en Paul Ferguson al bij het tweede nummer de wereldhit ‘Love Like Blood’ inzetten. De evergreen stond toch heel wat jaren op de zwarte speellijst van de band, maar lijkt nu weer helemaal te mogen. Het is tenslotte niet voor niets klassieke zondag. We brullen stiekem mee, en velen met ons. En toch zou het een show zonder noemenswaardige hoogtepunten worden ondanks de ijzervreters ‘Wardance’ en ‘Requiem’. Op het laatste album hervond de band hier en daar haar dub-roots, die na de eerste twee albums verloren leken te zijn gegaan, maar vanavond klinken die helaas niet door. Dat is jammer, want de set ontbeert dynamiek; alles staat in dienst van de gitaarmuur. Ook wordt het industriële vuur vanavond maar mondjesmaat opgestookt, en ligt de focus op het toegankelijke werk, met aandacht voor de wisselvallige kant van de discografie. Maar dat geeft niet, want een volgende keer staan we er gewoon weer. Ook ware helden hebben wel eens een mindere dag.
Tivoli, Utrecht – 31 juli 2011
(Martijn Venekatte & Maarten Schermer)