Oliver Ackermann, zanger/gitarist van A Place To Bury Strangers, heeft onder gitaristen al enige tijd een heldenstatus. Niet zozeer van wegen zijn rol in wat “de luidste band van New York” zou moeten zijn, maar dankzij de vervormingskastjes die hij alreeds een kleine tien jaar op de markt brengt. Death By Audio, de naam zegt genoeg. Even als het eerste pedaaltje dat hij ooit in elkaar soldeerde én patenteerde; Total Sonic Annihilation. Ackermann houdt van luid, vervorming, feedback en de techniek achter luid, vervorming en feedback. Twee passies die samenkomen in A Place To Bury Strangers.
Maar eerst is het podium aan Nikoo. Al voor dat de heren en dame het podium betreden, wordt het in de zaal duidelijk dat ze met vol volume in zullen komen. Eerste wat de geluidstechnicus van de band doet is namelijk geleidelijk aan de zaal dj in volume omhoog bijdraaien. En inderdaad, als Nikoo aftrapt, kunnen de oordoppen in. Helaas is het aan het begin van de show voornamelijk volume, minder balans. Deze keer staat de zang wel erg ver naar achter in de mix. Spijtig, zeker met al die fijne meezinglijntjes die de band heeft. Tweede gedeelte van de set is dit echter geheel verholpen. Positief is dat er steeds meer energie van het podium komt, hoewel uitstraling en Nikoo nog steeds niet op dezelfde bladzijde staan. De poppie melodieën verpakt in lagen aan ruis, noise, feedback en elektronische drama doen echter wel hun werk. Daags na de rand loop je nog neuriënd door de kamer, en dan weet je dat het goed zit. Met elke show wordt het sextet beter. Alleen in het midden verliepen wat nieuwere uitwerkingen van de nummers nog wat rommelig, maar dat is wellicht een kwestie van flink oliën.
Death By Audio
Rommelig is het laatste wat van betrekking is op A Place To Bury Strangers. De band uit New York wil een totaalervaring leveren die verder gaat dan de ‘Death By Audio’ die Ackermann’s pedalen beloven. In praktijk betekent dat een lichtshow die in opbouw van slechts video projecties aan het begin tot een totale apotheose in hel wit knipperend licht. In kleur zich beprekend tot die van het artwork van de platen, sluit dit perfect aan bij de opbouw van de set. Deze begint rustig, ingetogen. Maar naarmate de avond vordert, wordt de liedjesstructuur meer en meer losgelaten om plaats te maken voor rondzingende gitaar, hypnotiserende repetitieve drums en een steeds hoger, masserend, volume. Hoewel gevoelsmatig het volume van My Bloody Valentine een jaar eerder (die hun reünie tour overigens deden met de technische steun van Death By Audio) niet wordt gehaald, mag ook hier van een louterende en reinigende ervaring worden gesproken. Vooral de laatste tien minuten die eindigen in een offerande aan de gitaargoden, waarin gitaar en bas gitaar sneuvelen.
Phil Spector
Mooiste aan dit alles is echter niet het kabaal dat het trio produceert. Dat is de wijze waarop de popliedjes van het naamloze debuut uit 2008, Exploding Head (2009) en een enkele nieuweling (voor de ep later dit jaar of de derde plaat begin volgend jaar?) in dit kabaal overeind blijven. Liedjes die in structuur de basis vinden in de jaren ’60. Phil Spector bedoelde iets anders met zijn ‘Wall Of Sound’, maar de feelgood pop die hij ooit maakte ligt onder de donkere teksten van A Place To Bury Strangers, achter de de geluidsmuur die de band optrekt. En dat is kunst. Iedereen kan een gitaar in tweeën zagen, op het podium of op plaat, maar dat laten klinken als fijne popliedjes is een tweede. En die tweede beheerst A Place To Bury Strangers als de beste, zo toont het maar weer in Effenaar. Een avond zo compleet, dat een toegift geheel overbodig is. Dat geeft het trio dan ook niet, ook al slaat het publiek nog zeker vijf minuten met volle kracht op het podium. Maat gevend aan de laatste kreunen van de overleden gitaren.
Effenaar, Eindhoven, 15 juli 2011