Een Morton Feldman stuk in het kader van een minimal music festival; dat is wat mij naar het Amsterdamse Muziekgebouw trok. Feldman is helemaal geen minimal componist, maar daarom juist. En omdat diezelfde avond nota bene ook Thomas Ankersmit nog speelde; al evenmin muziek die ik associeer met Terry Riley’s standaard ‘In C’.
Sterker nog, Feldman en Ankersmit vertegenwoordigen voor mij juist het tegenovergestelde van minimal music. Maar misschien was dat wel wat de programmering spannend maakte
Feldman in een piano-programma. Niet zo vreemd. Veel van zijn werk is voor de vleugel geschreven. Vijf pianisten, hoewel het stuk van Feldman door vier van hen gespeeld werd. De titel: Piece for Four Pianos. Een programma dat begon met Riley’s Keyboard Studies. Méér ‘minimal’ kan eigenlijk nauwelijks.
‘Minimal’ is een genre dat de componisten en musici die er toe gerekend worden nooit zelf als zodanig benoemd hebben. Zo gaat dat nu eenmaal. Er bestaat geen universele definitie van ‘minimal music’ zoals die van de kilo, de meter of de seconde bestaat. Maar meestal associert men het met herhaalde muzikale patronen waarin – eventueel – minime variaties worden aangebracht bij een min op meer constante snelheid.
Dat geldt voor veel werk van Riley. Dat geldt voor vel werk van Steve Reich. Dat voor de typische ‘minimal-stukken’ in het oeuvre van Philip Glass en Michael Nyman. Maar dat geldt allerminst voor Morton Feldman.
De belangrijkste reden dat laatstgenoemde in het programma is opgenomen, lijkt te zijn dat Riley Feldman vaak als inspirator heeft genoemd. In het boek ‘Talking Music’ van Wlliam Duckworth uit 1995 noemt Riley zelfs specifiek het stuk Piece for Four Pianos dat in het Muziekgebouw ook op het programma staat.
Piece for Four Pianos is een werk waarin Feldman vier pianisten hetzelfde – vrij korte – partituurtje laat spelen – en vervolgens een aantal keren herhalen. Maar ieder speelt het in een zelfgekozen tempo, waardoor je een soort scheeflopende canon krijgt. Als er al sprake is van repetitie, dan is dat beslist niet van hetzelfde type als in het minimalgenre gebruikelijk.
Wat overigens niets afdoet aan het programma als geheel, dat niet alleen een fraaie dwarsdoorsnede van de vroege minimaltraditie biedt, maar ook nog eens een vooroordeel ontzenuwt: dat minimal music steriel, mechanisch en zielloos zou zijn. Als één stuk zaterdag het tegendeel bewees, dan was het het bijna conceptuele X for Henry Flynt van La Monte Young, waarbij de uitvoerder zelf een getal mag invullen voor de ‘X’. Dat blijkt het aantal keren dat delfde cluster noten op de vleugel moet worden aangeslagen.
Reinbert de Leeuw speelde de cluster door zich met zijn elleboog op het klavier te storten en koos voor ‘X’ het getal 461. Geen eerbetoon aan Eric Clapton zoals ik eerst even dacht, maar gewoon een priemgetal. Daarmee haalde hij zich echter nogal wat op de hals. Ga maar na: één cluster aanslaan kost hem zo’n twee seconden. Dus stortte hij zich ruim en kwartier lang keer op keer achtereen op die pianotoetsen. Een serieuze fysieke prestatie. De vermoeidheid was op een gegeven moment hoorbaar en zichtbaar, evenals de vastberadenheid om het tot een goed einde te brengen. Kortom, de ‘soul’.
Terloops
De seriële muziek die vanaf halverwege de vorige eeuw school maakte is gebaseerd op een combinatie van – voor niet-ingewijden vaak lastig te doorgronden – ideeën en concepten. De minimal muziek kon zo populair worden omdat het doorgaans uitgaat van de uitvergroting van één heel duidelijk concept: De herhaling. Dat is door het doorgaans mechanische karakter ervan een nadrukkelijk menselijke ingreep in de omgeving.
De muziek van Morton Feldman kenmerkt zich juist door ze onnadrukkelijk is. Op het oor zelfs terloops. Klanken die weliswaar door de componist op een tijdlijn zijn aangebracht, maar die de indruk wekken dat ze daar ook toevallig zouden kunnen zijn.
Feldman had graag dat zijn muziek zou worden gezien – of beter: gehoord – als een soort natuurverschijnsel. Iets dat er gewoon ‘is’ – al is het natuurlijk weldegelijk door iemand veroorzaakt.
In vrijwel ieder artikel over Morton Feldman lees je als verklaring voor zijn – vooral latere – extreem lange stukken, dat hij de luisteraar wilde afleiden van de ‘structuur’, zodat die zich helemaal kon concentreren op de ‘inhoud’ van de muziek. Interessant, want bij de doorsnee ‘minimal’-compositie is het juist de structuur die de luisteraar houvast biedt en achter die structuur kan er dan eventueel naar inhoud worden gezocht.
En daar dient zich dan de overeenkomst aan met Thomas Ankersmit, de eenendertigjarige Nederlandse saxofonist en elektonicamuzikant die alweer jaren in Berlijn resideert. Net als bij Feldman biedt ook bij Ankersmit de structuur geen houvast. Tijdens zijn eerste van twee concerten op dezelfde avond als het pianoprogramma, begint hij in het festivalcafé op een gegeven moment gewoon op zijn altsax te blazen. Één enkele, eindeloos aangehouden noot – hij heeft de afgelopen jaren een erg goede circular breathing techniek ontwikkeld. Het resultaat klinkt net zo terloops als de muziek van Feldman. Ankersmit staat niet in de schijnwerpers en dringt zich op geen enkele wijze op. Hij blaast die ene noot en kneedt die en passant door de hoorn van zijn sax vlak bij een wand te houden – of juist niet. Er ontstaan boventonen, resonanties, vervormingen waar de saxofonist allemaal de hand in heeft. Maar het lijkt er vanzelf te zijn – een natuurverschijnsel, zoals bij Feldman. Het is een compositie zonder dat het als zodanig klinkt.
Iets dergelijks geldt voor zijn tweede concert, later op de avond in het Bimhuis – met dat verschil, dat hij door op het podium te staan nu nadrukkelijker aanwezig is. In het Bimhuis opent hij, zoals gebruikelijk bij zijn concerten, met een elektronische drone, die later naadloos overgaat in de geblazen saxofoonnoot. Het is hier heel duidelijk de ambiance die het terloopse karakter doet verdwijnen, niet de muziek zelf.
De minimalcomposities waar het festival in het muziekgebouw om draait – Riley, Reich, enzovoort – zijn expliciete ingrepen van de kunstenaar in de omgeving. Het pianostuk van Morton Feldman trekt echter voorbij als schaapjeswolken aan een verder blauwe hemel. En als Ankersmit in het festivalcafé zijn altsax blaast is het alsof ergens buiten, op het IJ, een scheepshoorn klinkt. Muziek die op maximale wijze probeert om geen compositie te zijn. Alleen al dat dat mogelijk was maakte het World Minimal Festival de moeite waard.
World Minimal Music Festival, za 2 april 2011, Muziekgebouw en Bimhuis, Amsterdam