Het onderwerp van ‘Automorphosis’ en de vrolijke screenshots bij een googlesearch bepaalden onze vooruitzichten voor de film. Leuk vrijblijvend filmpje kijken voor een maandagavond, zo dachten we. Waren we meteen ook es in Museum M geweest. ’t Was dus een aangename verrassing dat de film boven die verwachtingen uitsteeg, maar dan toch weer jammer, dat het aanwezige potentieel niet volledig wordt ingelost.
‘Automorphosis’ belicht de eigenaardige subcultuur van de ‘art car’, zeg maar: Pimp My Ride meets outsiderkunst. Het begint grappig zelfreferentieel met een rijdende cinema (een ‘drive-around’, als het ware), en wat volgt is een lange stoet van waanzinnige concepten die op een al even waanzinnige manier tot uitvoer werden gebracht. Zo is er de lepelauto (bestuurd door een gek die van lepelklepperen z’n beroep heeft gemaakt), een tot zeilboot omgebouwde pick-uptruck, een schroothoopkar, een rijdende hamburger, en een muntjeskar (vul zelf de gekozen decoratie maar in). Regisseur Harrod Blank is zelf een enthousiaste artcar artiest (dit is reeds z’n derde film over het onderwerp), en hij demonstreert ook z’n eigen kunstwerk: een busje volgeplakt met camera’s die samen een collage vormen van één gigantische camera, en die ook effectief werken, zodat hij de verbazing van omstaanders op de gevoelige plaat kan vastleggen.
Elk item duurt hoogstens enkele minuten, en daar schuilt ook een beetje het probleem van de film. Als een soort ‘Man Bijt Hond’ van de artcar-cultuur is het best geslaagd, en zonder twijfel zeer onderhoudend. Alle artiesten worden zonder vooroordelen gepresenteerd- zelfs al verkondigen ze wat bedenkelijke ideeën, zoals de volbloeds patriot die we zo bij de Tea Party zien rondhossen. Nergens verzandt de film echter in een freakshow- integendeel komt er een plezierige kijk op de creativiteit van de autobouwers naar voren die erg aanstekelijk werkt. Maar de aanwezige subtekst wijst ook op een evaluatie van de American Dream, en meerbepaald het specifieke idee van ‘vrijheid’ dat daar aan vasthangt. Veel van de figuren die we leren kennen plaatsen zichzelf expliciet buiten de maatschappij, en hebben gekozen voor een levensstijl die in het verlengde ligt van hun uit de hand gelopen hobby, een levensstijl waarin hun wagen meestal ook een centrale rol vervuld. Sommigen gebruiken hun auto als een soort rijdende multimedia-installatie en beschouwen zichzelf als een performance-kunstenaar. Daar kunnen interessante vragen bij gesteld worden, zeker vanuit de idee dat ze precies hét Amerikaanse statussymbool bij uitstek gebruiken om zich net van die statusjagerij te distantiëren. Sommigen gaan in de korte interviews ook in op hun eigen definitie van ‘vrijheid’, zoals ze die via hun autokunst proberen uit te drukken. Bij anderen geldt het kunstproject als een soort proces tot catharsis, om een tegenslag of trauma uit hun persoonlijk leven te verwerken. Zoals bij één frappant geval van een testpiloot die verschrikkelijk verbrand raakte in een ongeval, en uiteindelijk z’n passie voor auto’s en een herwonnen levensdrift combineert in een uitzinnig rijdend multimediaal kunstwerk, of het meisje dat met twee op elkaar gelaste auto’s een ware kathedraal bouwt als gedenkteken voor haar onvruchtbaarheid.
Hun verhalen wijzen vaak op een diepere motivatie die om meer uitdieping vraagt, maar verder dan enkele aanzetten komt de documentaire niet. Zo’n reflexief moment krijgt nooit de tijd om haar emotionele impact te vinden. In plaats daarvan wordt snel plaatsgemaakt voor het volgende item- vaak om de zwaardere toon meteen weer naar iets lichter te doen omslaan. En dat is een gemiste kans, want met wat meer selectie en meer diepgang had dit ook een beklijvende film kunnen worden, met een stevig punt over het idee van vrijheid en identiteit in een prestatiemaatschappij.
Maar begrijp ons niet verkeerd: Automorphosis is wel degelijk een uitstekende brok entertainment, steeds verrassend, grappig en met z’n constant optimistische toon aanstekelijk motiverend. En dat zal ook wel de toon zijn waar Harrod Blank voor is gegaan- tenslotte is hij zelf een insider onder de outsiders, en met een wervend enthousiasme voert hij een bontgekleurd pleidooi voor een exotische subcultuur.